Carnaval, wa is da?
Om heel eerlijk te zijn: de oorsprong van carnaval is in (alcohol?)nevelen gehuld. Tig wetenschappers buigen zich er al eeuwen over en ze komen er maar niet uit. Sterker nog, andere belangrijke mysteries zoals de oorsprong van het heelal, de zin van het leven en het parkeerbeleid van de Gemeente Valkenswaard blijven ondoorgrond omdat al die wetenschappers zich vastbijten in het verschijnsel carnaval. Maar goed, wat weten we wél?
Best wel heel serieus
Je zou het niet zeggen als je André van Duin bezig hoort over z’n bloemkolen, maar de oorsprong van carnaval is best wel een heel serieus verhaal.
Het heidense gebruik om een paar dagen per jaar flink uit de bol te gaan stamt waarschijnlijk uit de tijd van ouwe Grieken. Die waren het hele jaar zo druk met filosoferen, discus werpen en ruïnes bouwen – ze waren er goed in want die dingen staan er nu nog – dat ze ook wel eens uit de bol wilden. En wat is er op zo’n moment leuker dan seks, veel drinken en elkaar eens flink de waarheid zeggen? (Dit is een retorische vraag. U hoeft niet te antwoorden.) Tijdens dit driedaagse feest werden afbeeldingen van wijngod Dionysos op een scheepskar door de stad gereden. Die kar heeft in de loop der tijden de naam “carrus navalis” gekregen. Spreek dat vijftig keer snel achter elkaar uit en voilà.
We mogen de Grieken dus wel dankbaar zijn. Ze gaven ons het feest carnaval, de naam carnaval en de carnavalsoptocht. Het enige waar we niet zo blij mee zijn, is dat ze hun feest in februari vierden. Het had ook augustus mogen zijn, wat ons betreft. Dat zou heel wat dikke jassen, beslagen brillen en snippe verkoudheden hebben gescheeld.
1-0 voor het gewone volk
Eeuwenlang werd het feest der zotten onbezorgd gevierd, tot de christelijke kerk zich ermee ging bemoeien. De kerkelijk leiders vonden carnaval niet goed voor de tere zieltjes van de beminde gelovigen.
Caesarius van Arles (470-542) ondernam een poging om nu eindelijk eens een eind te maken aan deze zedeloze uitspattingen. Hij zei streng: “Diegene die in februari door allerlei minder oirbare handelingen de winter probeert uit te drijven is geen Christen maar een heiden!” Dan maar heiden, dacht het gewone volk en feestte vrolijk verder. Een goed feest valt niet uit te bannen.
2-0 voor het gewone volk
Omstreeks 1500 deed de katholieke kerk nog een poging om het verderfelijke heidense feest uit te bannen. Een geestelijke bobo uitte zijn ongenoegen als volgt. “De priesters dragen maskers tijdens de mis, ze dansen in het koor verkleed als vrouwen, koppelaars of speellieden, en zingen schandelijke liederen. Op het altaar eten ze zwarte pudding en vette worsten, terwijl de celebrant, waarschijnlijk op zijn manier, bezig is. De dobbelstenen rollen en de wierook wordt gestookt van oude schoenzolen. Ook rennen en springen ze door de kerk. En dan gaan ze naar buiten in hun vermommingen. Met karren en met wagens trekken ze door de stad en geven schaamteloze voorstellingen, waarmee ze de lachlust van het publiek opwekken, dat ook verder uitgedaagd wordt met smerige liedjes en obscene gebaren.”
Die man had net zo goed een reclamespotje voor carnaval kunnen maken. Natuurlijk trok het volk zich niks aan van de zedenpreken van de bisschoppen en kardinalen. De drank bleef rijkelijk vloeien.
If you can’t beat them …
Omdat het heidense gebruik kennelijk niet uit te bannen was, besloot de kerk er maar gebruik van te maken. Carnaval werd verbonden aan Vastenavond. Vastenavond luidt voor katholieken de vastenperiode in. Veertig dagen lang, tot Pasen, mogen ze geen vlees eten en moeten ze sober leven. Met carnaval konden ze zich nog een laatste uitspatting veroorloven voor deze periode van bezinning en boetedoening. Sommige mensen vinden dat de naam carnaval een verbastering is van ‘carne vale’: vaarwel vlees.
Rare jongens, die Roomschen
Veel van de huidige carnavalsgebruiken vinden hun oorsprong in de oude katholieke kerk. Zo wordt carnaval altijd veertig dagen voor Pasen gevierd en moet je voor het ware carnaval onder de rivieren in het (katholieke) zuiden zijn. De dag na carnaval heet Aswoensdag. Echte katholieken gaan die dag naar de kerk voor een askruisje. De pastoor tekent met as een kruisje op je voorhoofd, als symbool van de vergankelijkheid van het leven. Want zo is de katholieke kerk ook wel weer: feesten mag, maar je wordt nadien wel even met de neus op de feiten gedrukt.Volbloed carnavalsvierders gaan ’s avonds op Aswoensdag mét askruisje en kater haringhappen in hun stamkroeg. Daarmee wordt de carnavalsperiode waardig afgesloten. Alleen de die-hards gaan daarna ook nog veertig dagen vasten.